Ik neem een Frisk en vraag haar schuddend met het doosje of ze er ook ééntje wil. Ze aanvaardt ietwat verlegen en woordeloos. Nadien tuurt ze schijnbaar doelloos door het raampje waarbij ze aarzelend glimlachjes in mijn richting werpt, bijna verwonderd en overdonderd door mijn aanbod.
Ze glimlacht opnieuw onwennig in de richting van de net ontvangen geplastificeerde oortjes terwijl één van haar reisgezellen aarzelend tracht het klaptafeltje verticaal te fixeren. Men gaat ervan uit dat elke passagier de geplogenheden kent, agerend en responderend op elke stimulus die de enige uniformen in een straal van 12 km aanbieden. Zij en haar zusters niet. Ik help. Wanneer ze kanaal 13 heeft gekozen, streelt ze haar zwarte sluier naar betere oorden. Een vurige Argentijnse tango doorbreekt de mistige perceptie op de vlucht van Addis Abeba naar Caïro. Kanaal 13 is onwennig passioneel in haar nabijheid terwijl de tovenaar benen aanlijmt in het poppenhuis. Deze had ik al gezien tijdens de heenvlucht.
Het ontbijt wordt geserveerd nog voor het eerste kosmische licht zich openbaart. Er wordt vroeg gegeten. “Chokran” antwoord ik bij het krijgen van mijn plaatje. Een tornado woedt in mijn dikke darm. Ik hou het bij industrieel verwerkt graangewas als ware het een geruststelling. De eens lichtgele omelet laat ik onbevrijd achter.
Het Egyptische luchtruim is bijna in zicht terwijl het zwerk blauwrood kleurt. “Bahrain”: fluistert ze terwijl ze me bijna aankijkt; “Bahrain”. Het is een onbeschrijflijk schouwspel van ontwakend licht in het donker.
Ik vraag haar waar ze heen gaat met haar tientallen andere in zwarte sluiers gehulde zusters. “Jeddah”: antwoordt ze de blik afwendend. Als ze enige tijd later een kleine foto te voorschijn haalt van een jongeman en deze laat verdampen met haar blik, weet ik dat deze rouwende groep in zwart getooide vrouwen naar een verre uitvaartplechtigheid aan het afreizen is. Ik kan niet anders dan meevoelend kijken terwijl ik probeer om haar rouw woordeloos te respecteren. Terwijl ik dit doe merk ik dat haar kleine gestalte grote voordelen heeft. Haar knieën onderbreken haar korte slanke beentjes die ze opgetrokken heeft opgeborgen, voeten rechts aanwijzend. Ik zoek tevergeefs een korte tijd naar haar kleinste linker teennagel.
Ik hou van deze bewustzijnstoestand. Te moe om actief te focussen, maar te koppig om te slapen. Bewust kiezen voor het verwijlen in een mistig nu maakt de stemming mild. Ik kijk om me heen en merk dat de andere gesluierden dezelfde poging ondernemen, zij het vanuit een bewuste koppige keuze om te slapen. Ik aanschouw de meest bevreemdende houdingen. De samensmelting van sommige mensen doet fascinerend ongemakkelijk aan. Terwijl ik nogmaals elke spier in mijn gehavende rug bemoedigend tracht aan te porren om zich minder te laten gevoelen, werp ik opnieuw een blik op de echo van beeldbuisjes. De kwade zwarte heks blijkt een witte fee te zijn die de tovenaar zal helpen met het redden van het Koninkrijk. Het beeld spreekt zoveel luider wanneer Pirazzolli mijn hamers en aambeelden beroert. De dramatiek spat zo van het scherm bij audiokanaal 13.
Later bij ons afscheid – dat louter bestaat uit het niet meer bestaan van aangenaam gemaakte en gedwongen nabijheid – besef ik dat een tocht vanuit Addis Abeba, Ethiopië over Caïro, Egypte naar Jeddah, Saoudi-Arabië meer weg heeft van een stevig ommetje dan dat het blijk geeft van een zinvolle en ecologische luchtvaartorganisatie.
Toch zal deze ontmoeting met haar en hen zonder namen, in zwart getooid en rouwend een unieke vliegervaring blijven. Ten aanzien van de Ander als initieel onbekende kan men geen verwachtingen koesteren. Levinas had gelijk.
Gent, 31 juli 2013